Omgaan met dementie: 10 tips voor mantelzorgers

Inhoud

Je vader die vraagt naar mensen die al jaren dood zijn of oma die ineens niet meer weet hoe ze koffie moet zetten. Voor familieleden van personen met dementie is dat helaas realiteit.

Zorgen voor iemand met dementie vraagt een specifieke houding en vergt heel wat energie, geduld en inlevingsvermogen. 10 handige tips om in de praktijk om te gaan met dementie.

Stimuleer zelfredzaamheid

'Mijn moeder wil niet dat we haar helpen'

Gun je familielid nog zo veel mogelijk zelfstandigheid. Ga indien nodig voor een compromis. Zo kan je afspreken dat je moeder nog zelf haar bankuittreksels ordent, maar dat jij ze weer opbergt. Als je familielid hulp nodig heeft bij het eten, kan ze met een lepel misschien nog een deel van haar bord zelf binnenwerken.

Ga niet in discussie

‘Mijn oma vertelde in geuren en kleuren hoe ze dat konijn had klaargemaakt, terwijl het pak nog ongeopend in de ijskast lag.’

Personen met dementie leven in een eigen wereld. Daar tegenin gaan, is zinloos en maakt je familielid alleen maar verwarder of zelfs agressief. Ga dus niet in discussie als je familielid ongerijmdheden zegt, maar praat erover heen. Probeer in geval van agressie je familielid te bedaren en blijf vooral zelf kalm.

Zorg voor structuur

‘Mijn vader weet soms niet meer of het voor- of namiddag is.’

Personen met dementie functioneren het best in hun eigen omgeving en in een vaste structuur. Zorg dus indien mogelijk voor een vast week- en dagschema met zo min mogelijk verrassingen. De poetshulp op dinsdag, familiebezoek op zondag, melk in het vertrouwde glas, het tv-nieuws na het avondeten: vaste herkenningspunten bieden een houvast en herkenbare spullen zijn daarbij essentieel.

Sociaal contact en ontspanning blijven belangrijk

‘Ik wil mijn grootvader meenemen naar zee, maar geniet hij daar nog wel van?’

Zeker personen met milde dementie kunnen nog genieten van een uitstap of bezoek. Zelfs als je familielid je niet meer herkent of nog amper reageert, blijft de behoefte aan warmte en sociaal contact
bestaan. Wat vond je familielid vroeger leuk?

Communiceer heel direct

‘Dag nonkel Gust, zeg ik dan, maar hij kijkt niet op of om.’

Naarmate iemand meer dementeert, moet je meer moeite doen om tot hem door te dringen. Maak oogcontact, raak de persoon aan en spreek hem duidelijk aan. Gebruik eventueel de voornaam als papa of nonkel hem niks meer zegt. Herkent hij je niet meer, dring dan niet aan, maar zeg desnoods zelf bij het binnenkomen wie je bent.

Vermijd te veel prikkels

‘Als ik tegen hem praat, komt er soms weinig reactie.’

Een persoon met dementie kan zich moeilijk focussen en heeft op de duur al zijn aandacht nodig voor eenvoudige taken als eten of zich aankleden. Zet dus niet de televisie aan tijdens de maaltijd en begin dan
geen praatje. Onderschat ook niet hoe vermoeiend gewone handelingen voor een dementiepatiënt zijn.

Overleg met de hele familie

‘Ze wil niet naar een rusthuis. Hoe moeten we dat bolwerken?’

Als een naaste met dementie thuis blijft wonen, betekent dat veel gepuzzel. Bekijk met alle mantelzorgers samen wie wat kan doen. Voor informatie over thuishulp en tegemoetkomingen kan je terecht bij de
sociale dienst van het OCMW of je ziekenfonds. Praat ook open over de financiële kant. Ga eventueel na of uw familielid recht heeft op een IGO (inkomensgarantie voor ouderen)-uitkering.

Heb ook aandacht voor de mantelzorger

‘Iedereen is bezorgd om mijn moeder, maar voor mijn vader is het ook heel zwaar.’

De zorg voor een persoon met dementie vraagt veel energie van de partner. Ook emotioneel heeft die het vaak moeilijk. Hij verliest stukje bij beetje zijn levenspartner en ziet vaak ook zijn sociaal leven en
activiteiten verdwijnen. De partner of mantelzorger heeft dus zeker opvang nodig. Vraag hem al eens mee op uitstap, geef hem ruimschoots de kans om zijn verhaal te doen en zorg ervoor dat hij af en toe een
paar uur onbezorgd de deur uit kan.

Wees open en vraag openheid

‘Pas toen mijn vader werd opgenomen, vertelden de buren dat hij soms drie keer na elkaar de planten water gaf.’

Woont je familielid nog thuis, licht de buren dan in over de situatie. Zij kunnen een oogje in het zeil houden en indien nodig hulp bieden. Vraag ook om je eerlijk op de hoogte te brengen als ze vreemde zaken
opmerken, zodat je tijdig kunt ingrijpen.

Praat tijdig over later

‘Eigenlijk moeten we nu beslissen in haar plaats. Dat is erg moeilijk.’

Ga een gesprek over de toekomst niet uit de weg. Wat als je familielid moet worden opgenomen? Naar welk rusthuis wil hij dan? Wil hij later nog kunstmatige voeding? Praat erover in de jaren dat hij nog voldoende
helder is.


(bron: magUZA nr 92 – april 2013)